Wat is de betekenis van Koppelwerkwoord?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

koppelwerkwoord

koppelwerkwoord - Zelfstandignaamwoord 1. (taalkunde) een werkwoord dat een eigenschap koppelt aan het onderwerp Jan is ziek. Jan lijkt ziek. Woordherkomst samenstelling van koppel(werkwoord) en werkwoord Synoniemen copula

2024-04-25
Begrippen Over taal

Taaladvies (2017)

Koppelwerkwoord

Een koppelwerkwoord vormt in combinatie met een naamwoordelijk deel een naamwoordelijk gezegde. Als koppelwerkwoorden komen vooral zijn, worden en blijven voor; daarnaast worden de werkwoorden blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen ook als koppelwerkwoorden gebruikt. Alle koppelwerkwoorden kunnen overigens ook worden gebruikt in een...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

koppelwerkwoord

koppelwerkwoord - zelfstandig naamwoord uitspraak: kop-pel-werk-woord 1. werkwoord dat samen met een of meer naamwoorden het gezegde vormt ♢ in de zin 'hij wordt dokter' is 'wordt' een koppelwerkwoord Zelfstandig naamwoord: kop-pel-werk-wo...

2024-04-25
Termenlijst taaluniversum

NN (2000)

Koppelwerkwoord

Een koppelwerkwoord vormt in combinatie met een naamwoordelijk deel een naamwoordelijk gezegde. Als koppelwerkwoorden komen vooral zijn, worden en blijven voor; daarnaast worden de werkwoorden blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen ook als koppelwerkwoorden gebruikt. Alle koppelwerkwoorden kunnen overigens ook worden gebruikt in een...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Koppelwerkwoord

o. (-en), (taalk.) werkwoord dat met een naamwoord samen het gezegde vormt, inz. dat een zijn of worden uitdrukt.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

koppelwerkwoord

o. -en; werkw., dat onderwerp en praedicaat verbindt of koppelt, b.v. het w.w. zijn.

2024-04-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Koppelwerkwoord

→ Copula (2°).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

koppelwerkwoord

o. (-en) werkwoord dat onderwerp en predikaat koppelt, verbindt: het werkwoord „zijn" in „God is groot" is een -.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

koppelwerkwoord

o. (en), ww. dat met een naamwoord samen het gezegde vormt, m.n. dat een zijn of worden uitdrukt. (e) In het Ned. worden de werkwoorden: zijn, worden, blijven, schijnen, lijken, blijken, heten, dunken en voorkomen als koppelwerkwoorden beschouwd. → verbum.