koon
(19e eeuw) (sold. K.M.A.) iemand die hard studeert. Zie ook: konen*. • Koon, (k.m.a.), iemand, die hard werkt, vooral veel aan wiskunde doet; van conus = kegel. (Taco H. de Beer & Eliza Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899) • Koon. Iemand die hard werkt, vooral in de wiskunde. Van conus: kegel. (Puz...