Wat is de betekenis van Koninklijk?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Koninklijk

bn. bw. (-er, -st), (met een hoofdletter indien als titel bedoeld, en in namen van instellingen), 1. van een of de koning, aan of bij hem behorende (ook: tot zijn Huis of familie): het koninklijk paleis; het koninklijke wapen; koninklijk gezag; van koninklijken bloede, uit het geslacht v. d. koning; het koninklijk Hui...

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

koninklijk

koninklijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. betrekking hebbend op een koning, koningin, aan of bij hem, haar behorend, van hem, haar uitgaand De koninklijke juwelen worden zorgvuldig bewaard. Woordherkomst Afgeleid van koning met het achtervoegsel -lijk. Synoniemen (zelden...

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

koninklijk

koninklijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ko-nink-lijk 1. wat met de koning of koningin te maken heeft ♢ Beatrix is het hoofd van het Koninklijk Huis 2. mooi als van een koning ♢ zij leiden...

2025-07-17
Lexicon van het Koninklijk Huis

F.J.J. Tebbe (2005)

koninklijk

Predikaat dat de koningin kan toekennen aan een organisatie. In aanmerking komen Nederlandse verenigingen, ondernemingen of instellingen die op hun gebied een zeer belangrijke plaats innemen, doorgaans van landelijke betekenis zijn en in principe ten minste honderd jaar bestaan. Bedrijven met het predikaat mogen de koninklijke kroon, een hoofdband...

2025-07-17
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Koninklijk

Bij wijze van eretitel, van onderscheiding, verkrijgt een lange tijd bestaande vereniging, een „maatschappij”, soms het recht de naam te doen voorafgaan door „Koninklijk”: KNAC, KNTV, KNVB, e.a.

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Koninklijk

adj., keninklik.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

koninklijk

bn., bw. (1 een koning zijnde; 2 van een koning uitgaande; 3 als van een koning; 4 van een koning; 5 onder den koning staande; 6 fig. prachtig, heerlijk): 1. een koninklijke gast; 2. een koninklijk bevel; 3. een koninklijke houding; 4. het koninklijk Huis; 5. de koninklijke marine, rechtstreeks onder den koning; de koninklijke bibliotheek te Br...

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

koninklijk

bn. en bw. (-er, -st) 1. een koning zijnde: de -e gast. 2. van, uitgaande van, betreffende de koning of de koningin: het paleis; een bevel; een -e bewilliging; de -e biblioteek te Brussel; een -e zangvereniging, als

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

koninklijk

bn. enbw. (er, st), (met een hóófdlet ter indien als titel bedoeld, en in namen van instel lingen), 1. van een of de koning, aan of bij hem be horend (ook: tot zijn huis of familie): het — paleis; het — wapen; — gezag; van koninklijke bloede, uit het geslacht van de koning; het Koninklijk Huis, de dynastie of de fam...