Wat is de betekenis van Koningen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Koningen

Koningen - Zelfstandignaamwoord 1. boek van der Bijbel dat bevatte twee deels: 2. *1 Koningen: 22 kapittel; 3. *2 Koningen: 25 kapittel

2024-04-25
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

koningen

Verticale as.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Koningen

(Zuidn.) I. zn., verkort, v. Driekoningen; II. ww. (koningde, heeft gekoningd), Driekoningendag vieren.

2024-04-25
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Koningen

twee Bijbelboeken, die in de Hebreeuwse kanon oorspronkelijk één geheel vormden. De R.K. lezing duidt ook de boeken Samuël als K. aan, zodat hier 1 en 2 K. als 3 en 4 geteld worden. K. sluiten aan op de Samuël-boeken en behandelen achtereenvolgens de regering van Salomo (I K. 3—11) en de geschiedenis der koningen van I...

2024-04-25
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

KONINGEN

De boeken der, is de titel van twee geschiedkundige geschriften van het Oude Testament, die behoorden tot de zgn. „oudere profeten” van de Hebreeuwse bijbel, nauw aansluitend bij en samenhangend met de boeken van Samuël. In de Vulgaat (en bij Rooms-Kath. schrijvers) worden dan ook de beide boeken van Samuël met die der Kö...

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Koningen

mv. twee boeken van het Oude Testament, die de geschiedenis der koningen van Israël verhalen.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Koningen

KONINGEN, (koningde, heeft gekoningd), (Zuidn.) Driekoningendag vieren.