Wat is de betekenis van Kommer?

2024-04-20
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Kommer

Zie Gomarus

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kommer

kommer - Zelfstandignaamwoord 1. verdriet, leed Verwante begrippen bekommernis, zorg, zorgvuldigheid

2024-04-20
Familienamen

Leendert Brouwer (2017)

Kommer

1. Patroniem op basis van de voornaam Kommer, een naamvorm van Gomarus. 2. Het is niet uitgesloten dat een enkele tak of variant teruggaat op de meisjesnaam Kommerke of Ontcommera, een andere naam voor de heilige Sinte Wilgefortis, de baardheilige (vergelijk de betreffende legende); bij Steenbergen in Noord-Brabant ligt de Sint-Ontcommerspolder. 3...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kommer

kommer - zelfstandig naamwoord uitspraak: kom-mer 1. onvoldoende geld hebben om van te leven ♢ die familie leeft in kommer Algemene uitdrukkingen: 1. kommer en kwel [hopeloze ellende en nar...

2024-04-20
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Kommer

m -> Gomarus (Geervliet, Sliedrecht, Overflakkee).

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kommer

sorg, besorgdheid; (gemoeds)kwelling; leed; angs.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kommer

s., kommer, bikommernis, fortriet (it), soarch; (hazendrek), (hazze)kommer.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kommer

m., g. mv., 1. gemis aan het nodige, armoede: jaren onder verdrukking en in kommer doorgebracht; kommer en gebrek; 2. leed, verdriet, gemoedskwelling: van kommer en verdriet sterven; geen vreugd zonder kommer; 3. zorg, bezorgdheid: met kommer de winter tegemoet zien; 4. (oudt.) beslag op goederen wegens schuld.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kommer

I. m. (verdriet, nood, onrust, angst, kwelling); kommer en gebrek, in kommer en ellende leven; etym. waarschijnlijk = kommer II; II. v. (hazendrek).