KOM
Kiss on the mouth
Wiktionary (2019)
kom - Zelfstandignaamwoord 1. (huishouden) eetgerei zoals een bord, maar dan dieper 2. (geologie) ondiepe uitholling in het aardoppervlak 3. (biologie) gewrichtsholte kom - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van komen ♢ Ik kom 2. gebiedende wijs van komen ...
Direct toegang tot alle 20 resultaten over Kom?
Muiswerk Educatief (2017)
kom - zelfstandig naamwoord 1. rond bakje voor vloeistoffen ♢ je krijg hier soep in een kom 2. holte waarin een gewricht zit ♢ zijn arm was uit de kom Algemene uitdrukkingen: ...
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
schaal, schotel, pan (informeel) Schud de kom op wanneer de aardappelen en pompoen gegaard zijn en laat een minuutje staan. Laat dan uitlekken. (Het Nieuwsblad) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 7 Vlaamsheid: 1
Peter Bakema (2003)
(de, -men) in België vaak voor: schaal, schotel, pan.
Liek Mulder (1994)
Kom, Cornelis Gerard Anton de (Adek), Surinaams nationalist en revolutionair, *22.2.1898 Paramaribo, +24.4.1945 Neuengamme (concentratiekamp). Anton de Kom werd in 1916 kantoorbediende bij de Surinaamsche Balata Compagnie. Hij vertrok in 1920 naar Nederland, waar zijn politieke bewustzijn groeide door kennismaking met denkbeelden van Indonesische n...
Ernst Meyer Camberg (1981).
uitholling in het bot, waar de kop van het aangrenzende bot in past; deze twee vormen samen het gewricht.
Walter De Clerck (1981)
Vaak in toep. waar in de standaardt. schaal, schotel of pan gebruikt wordt. Leverpastei ... - Doe alles in een vuurvaste kom met deksel. (De kom maar tot de helft vullen). - Laat gedurende 1 uur bakken in goed verwarmde oven, Koken ± 1968, 107. Dan laten uitlekken, boter in de kom smelten en daarin de prei laten stoven met wat kruide...
Veerman (1954)
(bodemk.) Daag terrein, omgeven door iets hogere gronden. Naam meestal gebruikt in rivierkleigebied. Hierin liggen de komgronden.
Fa. A.J. Osinga (1952)
s., kom, kûm, lok (it); (van dorp) buorren, binnenbuorren; (van gewricht), knop, potsje (it).
M. J. Koenen's (1937)
v. kommen, kommetje (1 bakje, schaal; kopje; in Z.-N. een „groot” kopje (zonder oor); 2 komvormige diepte in de aardoppervlakte; 3 dergelijke diepte met water gevuld; bassin, vijver; 4 kleine haven; 5 de binnenkring v. e. gemeente); 1. een kom vol saus, een kom voor soep; een kommetje koffie; zie krib; 2. de stad ligt in een kom; 3. ee...
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Gedeelte van een inundatiegebied, waarop een zelfde waterpeil wordt gehandhaafd. Vgl. → Kombevloeiing.
Jozef Verschueren (1930)
v. (-men; -metje) [msch. < Lat. cumba] I. Eig. vat in de vorm van een bolsegment: een aarden, porseleinen -; een met water; de van een → wasstel; een vol saus; een koffie. Syn. → bak. II. Metn. inhoud van een kom (I) : drink je uit. III. Metf. 1. komvormig gedeelte van iets : de van een → kelk. 2. uitholling al of niet met w...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m. (men), 1. vaatwerk, in beginsel in de vorm van een betrekkelijk diep bolsegment, bijna een halve bol, met de opening naar boven, gewoon lijk op een laag voetstuk: een aarden, een witte stenen —; m.n. grote kop zonder oor, ook voor kop in het algemeen, veelal in verkleinvorm: een — soep; een kommetje koffie; in iets andere vorm, nl...
J.H. van Dale (1898)
KOM, v. (-men), bak, schaal, kop eene kom met water; eene kom thee, koffie; — (Zuidn.) op de kom (mogen) bijten, den hond in den pot vinden; (ook) aan iets geen deel mogen of kunnen nemen; — het binnenste gedeelte eener haven; —de bebouwde kring eener gemeente hij woont in de kom van het dorp; — kleine vijver, waterkom vo...
J.V. Hendriks (1898)
zie Bak.
Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)
twee luxemburgsche dorpen, beiden omstreeks vijfdhalf uur gaans bezuldw. Luxemburg: 1) Nieder-Korn, een half uur gaans benoorden Differdmgen; en 2) Ober-Korn, een half uur gaans bezuidooslen Differdingen.
I.M. Calisch (1864)
Kom, v. (-men), bak, schaal, kop; eene - thee, koffij; de - (het binnenste) eener haven; de - (het regtsgebied) der gemeente. *-BAARS, v. (-en), (zeew.) deken (der matrozen); (fig.) hij is al lang in eene - genaaid, hij is reeds lang dood. *-BOF, v. (-fen), hutje waarin gestookt wordt. *-BUIS, v. (...zen), scheepskeuken.
Jacob van Lennep (1865)
z.n.v. - Water, en in ’t byzonder stilstaand water, dat rondom door land is ingesloten, ’t zij door de natuur, ’t zij door menschenarbeid. Men zegt echter ook: De rivier vormt te dier plaats een kom (neemt de gedaante eener kom aan), zoodat men geen afstroomend water, maar een afgesloten vijver meent te zien: als de Rijn by St. Go...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.