Wat is de betekenis van kolossaal?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kolossaal

1) (1885) (jeugd) erg goed, leuk enz. • Veel ruimte, veel leven, veel licht en liefde, meneer! kolossaal! (P.A. Daum: Uit de suiker in de tabak. 1885) • Dat is een hoog loon, dat je krijgt voor één week... Dat is kolossaal... (Bernard Canter: Kalverstraat. 1904) • Loop je in de Roggestraat / Zooals het daar gewoonlij...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kolossaal

kolossaal - Bijvoeglijk naamwoord 1. van bijzonder grote omvang 2. geweldig Woordherkomst afgeleid van kolos met het achtervoegsel -aal Verwante begrippen bovenmatig, buitengewoon, enorm, immens, ontzaglijk, ontzettend, verschrikkelijk, vreselijk

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kolossaal

kolossaal - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ko-los-saal 1. heel erg goed of leuk ♢ het was een kolossaal feest! 2. erg groot ♢ er wordt daar een kolossaal gebouw neergezet Bijvoeglij...

2024-04-20
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Kolossaal

[Fr. colossal] bn & bw als een kolos, reusachtig groot, geweldig; (uitroep) kolossaal!, geweldig!, heel goed!

2024-04-20
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Kolossaal

reusachtig

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kolossaal

reusagtig, geweldig groot; buitengewoon.

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Kolossaal

reusachtig, zeer groot

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kolossaal

adj., ûnbidich.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)