Wat is de betekenis van koks?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

koks

(1929) (Barg.) cocaïne. Syn.: coco*. • Een commissaris van politie reisde hem na op zijn reizen in Holland en luisterde in een hotel te Maastricht een ge sprek af, dat ging over „koks" (bargoensch voor cocaïne). (Limburger koerier, 25/05/1929) • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

koks

koks - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kok

2024-04-23
Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

KOKS

buurtschap in de Noordbrabantse gemeente Gemert.

2024-04-23
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Koks

cokes; cocaïne.