koer
(19e eeuw) (< Fr. cour) (Vlaanderen, euf.) toilet, w.c. Eigenlijk: binnenplaats. Het toilet stond vroeger buitenshuis. 'Naar de koer gaan'. Syn.: bestekamer*, bureau*, kabinet*, vertrek*. • Zij staat in den avond naast Koelie aan de deur, en kijkt naar hem op, voor het eenvoudigste ding, om bijvoorbeeld eens naar de koer te mogen. (Louis P...