Wat is de betekenis van Koen?

2024-04-20
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Koen

Eenstammige verkorting van Germaanse namen met koen- 'bekwaam, koen, dapper', voornamelijk van Koenraad (zie ook koen-).

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Koen

Koen - Eigennaam 1. (mannelijke naam) jongensnaam

2024-04-20
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Koen

Hendrik Frederik; geb. Amsterdam 2 augustus 1828, overl. Bloemendaal 11 juli 1914. Werkzaam in Amsterdam; vervaardigde houtsneden.Scheen 1946 en 1969; Waller.

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

koen

dapper, waaghalsig.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Koen

adj. & adv., dryst, manmoedich, drystmoedich.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Koen

bn. bw. (-er, -st), 1. stout, onversaagd, dapper: een koene held; koene daden; 2. moedig om te wagen, ondernemend: koene schippers, ruiters; — blijk gevend van die gezindheid; een koen besluit; — vermetel: een koene sprong; 3. (w. g.) vrijmoedig, boud: hij spreekt koen.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

koen

bn., bw. (dapper, onversaagd, onverschrokken); een koen krijger.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

koen

I. bn. en bw. (-er, -st) het gevaar het hoofd wetende te bieden: een ridder; een besluit; - strijden. Syn. ➝ dapper. II. Koen m. (-en; -tje) ➝ Conradus.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

koen

bn. en bw. (er, st), 1. stout, onversaagd, dapper: een koene held; koene daden; 2. moedig om te wagen, ondernemend: koene schippers, ruiters; blijk gevend van die gezindheid: een besluit; vermetel: een koene sprong.