Wat is de betekenis van koeltjes?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

koeltjes

koeltjes - Bijvoeglijk naamwoord 1. vrij koud (van omgevingstemperatuur) Het is in de loop van de avond wat koeltjes geworden op het terras. koeltjes - Bijwoord 1. met een merkbaar gebrek aan enthousiasme of genegenheid Hij was heel erg ver...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

koeltjes

koeltjes - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: koel-tjes 1. weinig bewogen en niet hartelijk ♢ koeltjes nam de koningin de bloemen in ontvangst Bijvoeglijk naamwoord: koel-tjes

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Koeltjes

1. bw., op koele wijze, hetzij: onbewogen, nuchter: hij hoort haar koeltjes aan; koeltjes glimlachen; — of: onhartelijk, niet toeschietelijk: hij heeft mij maar koeltjes ontvangen; 2. bn., (w. g.) een weinig koud: het wordt ’s avonds al koeltjes.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

koeltjes

bw. (kalmpjes; ietwat onverschillig); zij antwoordde koeltjes; hij ontving mij koeltjes.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

koeltjes

bw. 1. enigszins koel, fris: het wordt ’s avonds al -. 2. enigszins onverschillig: iemand ontvangen; antwoorden.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

koeltjes

bw., wat koud, op koele wijze, onbewo gen, nuchter: hij hoort haar aan; — glimlachen; onhartelijk, niet toeschietelijk: hij heeft mij maar — ontvangen.

2024-04-20
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Koeltjes

bn. een weinig koud; (fig.) enigszins onverschillig: hij heeft mij maar koeltjes ontvangen.