Wat is de betekenis van koekeloeren?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

koekeloeren

Het begrip koekeloeren heeft 2 verschillende betekenissen: 1) passief tijd doorbrengen. in een toestand van passiviteit de tijd doorbrengen, wezenloos, werkeloos (voor zich uit) kijken. 2) spiedend kijken. scherp en spiedend kijken; spieden, turen, gluren.

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

koekeloeren

koekeloeren - Werkwoord 1. (inerg) aandachtig kijken of bespieden Ze zaten in een vogelhut te koekeloeren naar een groepje kanoetstrandlopers. 2. gluren

2024-04-20
Pierewaaien (Quiz)

Genootschap Onze Taal (2001)

koekeloeren

Waar is koekeloeren een afleiding van? a Van koekoek; een koekoek kijkt rond naar een nest om zijn ei in te leggen. b Van het Duitse gucken (‘kijken’). c Van kokerol, een soort slak. Eigenlijk betekent koekeloeren dus ‘een leven leiden als een slak in zijn huisje’.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Koekeloeren

v., koekeloere.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Koekeloeren

(koekeloerde, heeft gekoekeloerd), 1. (Zuidn.) kraaien; 2. koeren, kirren.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

koekeloeren

koekeloerde, h. gekoekeloerd (meestal met zitten; [werkeloos] zitten en uitkijken); een uur zitten te koekeloeren.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

koekeloeren

(koekə'loerən) (koekeloerde, heeft gekoekeloerd) werkeloos uitkijken : zitten te -.

2024-04-20
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Koekeloeren

een dubbelwoord (reduplicatie) van koeken (Hoogd. gucken) — kijken, en loeren = óók kijken.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Koekeloeren

meestal met zitten verbonden, en dan = zitten kijken met bijna altijd de bijgedachte van afgezonderd, eenzaam, stil, vreemd. Wolff en Deken, C. Wildschut 5, 269: „Om eens te sien hoe Madam daar (t. w. in een Verbeterhuis), zit te koekeloeren”; Erasmus, Colloquia Famil. 363 b: „Ghy schijnt my een slecken leven te leijden ... Om dat...