knook
knook - Zelfstandignaamwoord 1. een been of bot in het lichaam 2. (gewestelijk) een kwast in hout Woordherkomst Afkomstig uit het Germaans, vergelijk het Limburgse knaok.
Wiktionary (2019)
knook - Zelfstandignaamwoord 1. een been of bot in het lichaam 2. (gewestelijk) een kwast in hout Woordherkomst Afkomstig uit het Germaans, vergelijk het Limburgse knaok.
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
bot Een blok zwartgeblakerd vlees waar een knook uitpriemt, een opengereten borstkas, een blauwe sportschoen, een bleke hand die vanonder een deken stijf in de lucht steekt: meer blijft er niet over van deze soldaten van kolonel Moammar Kadhafi. (De Standaard) De vindplaatsen van het woord in Nederlandse teksten betreffen meestal de...
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (knoken), 1. been, bot, knok; in het mv. ook voor ledematen of lichaam in 't alg.: ik voel het in mijn knoken; 2. evenzo voor : handen, knuisten; 3. (Zuidn.) kwast in hout.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m./v. (knoken), 1. been, bot, knok; in het mv. ook voor ledematen of lichaam in het algemeen: ik voel het in mijn knoken; evenzo voor: handen, knuisten; 2. (gew.) kwast (in hout).
J.H. van Dale (1898)
m. (knoken), (Zuidn.) knok; ik voel het in mijn knoken, in mijn beenderen; — (ook) gierige persoon; — kwast in het hout.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: