Wat is de betekenis van knook?

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

knook

knook - Zelfstandignaamwoord 1. een been of bot in het lichaam 2. (gewestelijk) een kwast in hout Woordherkomst Afkomstig uit het Germaans, vergelijk het Limburgse knaok.

2024-04-16
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

knook

bot Een blok zwartgeblakerd vlees waar een knook uitpriemt, een opengereten borstkas, een blauwe sportschoen, een bleke hand die vanonder een deken stijf in de lucht steekt: meer blijft er niet over van deze soldaten van kolonel Moammar Kadhafi. (De Standaard) De vindplaatsen van het woord in Nederlandse teksten betreffen meestal de...

2024-04-16
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

knook

(zn) bot BM, EK.

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Knook

m. (knoken), 1. been, bot, knok; in het mv. ook voor ledematen of lichaam in 't alg.: ik voel het in mijn knoken; 2. evenzo voor : handen, knuisten; 3. (Zuidn.) kwast in hout.

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

knook

m. knoken (been, bot); zie knok.

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

knook

(kno:k) m. en v. (knoken) been : ik voel het in mijn knoken. in mijn beenderen.

2024-04-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

knook

m./v. (knoken), 1. been, bot, knok; in het mv. ook voor ledematen of lichaam in het algemeen: ik voel het in mijn knoken; evenzo voor: handen, knuisten; 2. (gew.) kwast (in hout).

2024-04-16
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Knook

m. (knoken), (Zuidn.) knok; ik voel het in mijn knoken, in mijn beenderen; — (ook) gierige persoon; — kwast in het hout.