Wat is de betekenis van knook?

2023-06-03
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

knook

knook - Zelfstandignaamwoord 1. een been of bot in het lichaam 2. (gewestelijk) een kwast in hout Woordherkomst Afkomstig uit het Germaans, vergelijk het Limburgse knaok.

Lees verder

Direct toegang tot alle 9 resultaten over knook?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-03
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

knook

bot Een blok zwartgeblakerd vlees waar een knook uitpriemt, een opengereten borstkas, een blauwe sportschoen, een bleke hand die vanonder een deken stijf in de lucht steekt: meer blijft er niet over van deze soldaten van kolonel Moammar Kadhafi. (De Standaard) De vindplaatsen van het woord in Nederlandse teksten betreffen meestal de...

Lees verder
2023-06-03
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

knook

(zn) bot BM, EK.

2023-06-03
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Knook

m. (knoken), 1. been, bot, knok; in het mv. ook voor ledematen of lichaam in 't alg.: ik voel het in mijn knoken; 2. evenzo voor : handen, knuisten; 3. (Zuidn.) kwast in hout.

Lees verder
2023-06-03
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

knook

m. knoken (been, bot); zie knok.

2023-06-03
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

knook

(kno:k) m. en v. (knoken) been : ik voel het in mijn knoken. in mijn beenderen.

2023-06-03
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

knook

m./v. (knoken), 1. been, bot, knok; in het mv. ook voor ledematen of lichaam in het algemeen: ik voel het in mijn knoken; evenzo voor: handen, knuisten; 2. (gew.) kwast (in hout).

2023-06-03
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Knook

m. (knoken), (Zuidn.) knok; ik voel het in mijn knoken, in mijn beenderen; — (ook) gierige persoon; — kwast in het hout.

Lees verder
2023-06-03
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Knook

Knook, m. (knoken), been.