Wat is de betekenis van Knoestig?

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Knoestig

adj., knodzich, oastich.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Knoestig

bn. (-er, -st), 1. met, vol knoesten: een knoestige stok ; — ook fig.; 2. op een knoest gelijkend ;

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

knoestig

bn. en bw. (-er. -st) → knoesterig.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Knoestig

bn. (-er, -st), met, vol knoesten: een knoestige stok. KNOESTIGHEID, v. hoedanigheid van knoestig te zijn.