Knoestig
adj., knodzich, oastich.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), 1. met, vol knoesten: een knoestige stok ; — ook fig.; 2. op een knoest gelijkend ;
J.H. van Dale (1898)
bn. (-er, -st), met, vol knoesten: een knoestige stok. KNOESTIGHEID, v. hoedanigheid van knoestig te zijn.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: