Wat is de betekenis van knevelen?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

knevelen

iemand strak vastbinden. iemand vastbinden, vooral zo dat hij zich niet meer kan bewegen; iemand strak vastbinden. Voorbeelden: 'Pak hem bij zijn armen,' zei Wade. 'Bind hem vast.' Met aanmerkelijk raffinement rondde Bryan het knevelen van zijn vader af. 'Dat touw doet zeer, stuk verdriet. Maak me los.'...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

knevelen

knevelen - Werkwoord 1. (ov) binden, boeien De medewerker van het tankstation werd na de overval gekneveld achtergelaten. 2. (ov) onderdrukken, de mond snoeren De dictator knevelt de vrije pers.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Knevelen

v., knevelje, feugelje.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Knevelen

(knevelde, heeft gekneveld), 1. vastbinden ; in boeien slaan, met koorden boeien, bep. met de gedachte dat de gevangene zich daardoor niet bewegen kan; — vand. fig. aan banden leggen, de vrijheid belemmeren van; 2. door machtsmisbruik geld afpersen, onderdrukken en uitzuigen.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

knevelen

knevelde, h. gekneveld (1 iem. een dwarshout of prop in de mond steken om hem het spreken te beletten; met koorden binden; in boeien slaan; 2 onderdrukken en afpersen); 1. den gevangene knevelen; 2. de pers knevelen; de bevolking knevelen.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

knevelen

('kne.’vələn) (knevelde, heeft gekneveld) 1. een stok in de mond binden om het spreken te beletten. 2. in boeien slaan : een misdadiger -. 3. geld afpersen, uitzuigen ; de bevolking -.

2024-04-20
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Knevelen

afzetten, geld afpersen, oorspronkelijk binden, boeien, van knevel = (dwars)stok, boei enz. Een goede afbeelding van dit werktuig, nml. een stok met aan weerszijden dicht bij het uiteinde een beugel, welke om de pols sluit, ziet men op een der platen van het Constthoonend Juweel Van Haarlem. De bet. van afpersen zal wel ontstaan zijn uit die van bi...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

knevelen

(knevelde, heeft gekneveld), (overg.) 1. vastbinden; in boeien slaan, met koorden boeien, m.n. met de gedachte dat de gevangene zich daar door niet bewegen kan; (fig.) aan banden leggen, de vrijheid belemmeren van: de pers —; 2. door machtsmisbruik geld af persen, onderdrukken en uitzuigen.