knauwen
knauwen - Werkwoord 1. (inerg) ~ op iets trachten door te bijten ♢ De hond knauwde op een bot.
Wiktionary (2019)
knauwen - Werkwoord 1. (inerg) ~ op iets trachten door te bijten ♢ De hond knauwde op een bot.
Van Dale Uitgevers (1950)
(knauwde, heeft geknauwd), 1. sterk kauwen, met krachtige bewegingen op iets bijten om. het fijn te maken of er stukjes af te halen: zoethout, stokvis knauwen ; op of aan een been knauwen; 2. (oneig.) beschadigen, schade toebrengen aan; — slaan, toetakelen: als hij onder mijn handen komt, zal ik hem knauwen; &md...
M. J. Koenen's (1937)
knauwde, h. geknauwd (1 met de tanden kauwend, knagend bewerken; 2 veel schade toebrengen; afmatten): 1. aan een been knauwen; 2. het bestijgen en afdalen van twee hoge bruggen had hem vrij wat geknauwd.
Jozef Verschueren (1930)
('knouwən) (knauwde, heeft geknauwd) [~ knagen] 1. met de tanden bewerken ; aan een been -; zoethout -. Syn. →: kluiven. 2. afbijten : zijn nagels -. 3. afmatten : dat stijgen had hem vrij wat geknauwd. 4. schade veroorzaken ; die spekulatie heeft hem erg geknauwd.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(knauwde, heeft geknauwd), 1. (ono verg.) sterk kauwen, met krachtige bewegingen op iets bijten om het fijn te maken of er stukjes af te halen: zoethout, op spekzwoerd —; op of aan een been ; 2. (overg.) (fig.) met betrekking tot licha melijke, zedelijke of maatschappelijke welstand: ernstig treffen, verzwakken, knakken: die teleurstelling h...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: