Wat is de betekenis van knaapje?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

knaapje

(1991) (lesbotaal) jongensachtig meisje. • Kwam ik op de kleine dansvloer een bevriend 'knaapje' van haar tegen dat ter plekke beschonken eruit gooide wat ze werkelijk voor Eva voelde. (Karin Giphart: Maak me blij. 2005)

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

knaapje

knaapje - Zelfstandignaamwoord 1. een hanger waarop kleding opgehanger kan worden Hang dat jasje even op een knaapje! knaapje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord knaap Woordherkomst Verkleinwoord van knaap.

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

knaapje

knaapje - zelfstandig naamwoord uitspraak: knaap-je 1. rekje van kunststof of hout met een haak bovenaan, dat dient om kleren netjes op weg te hangen ♢ hang je je jasje wel netjes op een knaapje? Zelfstandig naamwoord: knaap-je ...

2024-04-20
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

knaapje

knaapje - Kleerhangers die zijn gebogen zodat ze in de schouders van een kledingstuk passen en aan de bovenkant een haak hebben zodat ze kunnen worden opgehangen.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Knaapje

o. (-s), 1. kleine jongen ; 2. klerenhanger of -beugel.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

knaapje

o. (s), 1. kleine jongen; 2. klerenhanger of beugel.

2024-04-20
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)