knaapje
(1991) (lesbotaal) jongensachtig meisje. • Kwam ik op de kleine dansvloer een bevriend 'knaapje' van haar tegen dat ter plekke beschonken eruit gooide wat ze werkelijk voor Eva voelde. (Karin Giphart: Maak me blij. 2005)
Marc De Coster (2020-2024)
(1991) (lesbotaal) jongensachtig meisje. • Kwam ik op de kleine dansvloer een bevriend 'knaapje' van haar tegen dat ter plekke beschonken eruit gooide wat ze werkelijk voor Eva voelde. (Karin Giphart: Maak me blij. 2005)
Wiktionary (2019)
knaapje - Zelfstandignaamwoord 1. een hanger waarop kleding opgehanger kan worden ♢ Hang dat jasje even op een knaapje! knaapje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord knaap Woordherkomst Verkleinwoord van knaap.
Muiswerk Educatief (2017)
knaapje - zelfstandig naamwoord uitspraak: knaap-je 1. rekje van kunststof of hout met een haak bovenaan, dat dient om kleren netjes op weg te hangen ♢ hang je je jasje wel netjes op een knaapje? Zelfstandig naamwoord: knaap-je ...
Getty Research Institute (1990)
knaapje - Kleerhangers die zijn gebogen zodat ze in de schouders van een kledingstuk passen en aan de bovenkant een haak hebben zodat ze kunnen worden opgehangen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: