kluivenduiker
(1935) (Barg.) zwerver die met karweitjes of bedelen aan brood probeert te komen; vandaar: een uitzuiger, schooier of klaploper; soms ook voor een onnozele hals, een raar persoon of een zeurkous. In de zestiende eeuw was een kluiver ook een gerechtsbode. Bij Kiliaan vinden we bij het lemma 'kluver' als uitleg: 'exactor, exactor rei judicatae', in f...