Wat is de betekenis van Kluiven?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

kluiven

Het begrip kluiven heeft 3 verschillende betekenissen: 1) vlees afbijten. met de tanden en lippen vlees dat aan been vastzit bij kleine beetjes ervan afhalen. 2) sabbelen. bijtend sabbelen op iets. 3) werk hebben aan iets.

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kluiven

1) (17e eeuw) (znw.) (inf.) handen. In die betekenis reeds terug te vinden in de klucht van P. Bernagie, 'De ontrouwe kantoorknecht' (1685): “je zult heel fijn moeten spinnen, eer jij uit onze kluiven raakt”. Nog in de uitdrukking 'in iemands kluiven komen, geraken' (in iemands macht zijn) en 'Iemand onder of in zijn kluiven krijgen, he...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kluiven

kluiven - Werkwoord 1. (inerg) een bot in handen houden en er vlees van afhappen Toen het eten op tafel stond, begon hij meteen aan het bot te kluiven. kluiven - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kluif

2024-04-19
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

kluiven

Hedendaags eufemisme vooral gangbaar onder jongeren voor het beoefenen van fellatio*'. Zie ook: Franse* massage. ‘Ik zie het al, die gaat all the way. Die gaat kluiven.’ En ja hoor, twee minuten later is de onbekende vrouw poedelnaakt bezig Batman te pijpen. HP/De Tijd, 04-06-99

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kluiven

v., kluije, kluve, gnauwe.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kluiven

(kloof, heeft gekloven), met tanden en lippen de eetbare delen afhalen van iets dat men met handen (of poten) vasthoudt: aan een been kluiven; — (fig.) werk, moeite hebben (aan): daar is heel wat aan te kluiven ; — (oneig.) sabbelen, zuigen: Candida kluift op een rosé steentje.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kluiven

kloof, h. gekloven; kluifde, gekluifd (afknagen): aan een beentje kluiven; fig. daar is wat aan te kluiven, veel en moeilijk werk.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kluiven

('kluivən) (kloof, kloven; heeft gekloven) [kluif] 1. van een hard voorwerp het weke aftrekken : aan een beentje -. Syn. knabbelen, knagen, knauwen, nibbelen (hiel, hond). 2. moeilijk werk verrichten : daar is heel wat aan te -.