Wat is de betekenis van kluif?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kluif

1) (1906) (eig.: lekker stuk vlees) (sch.) stuk koek. (Barg.) aandeel van handel of kraak. • Kluif: een hartig stukje van de slager. Schertsend, voor een stuk koek. 'Moeke, geef me een bak zweet (kom koffie) met een kluif.' (Köster Henke: De Boeventaal. 1906) • ... terwijl bij ons in de buurt altijd demonstraief werd omgekeken als e...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kluif

kluif - Zelfstandignaamwoord 1. (voeding) stuk been met vlees dat men er alleen afkrijgt door het af te kluiven 2. (figuurlijk) iets dat veel werk en moeite kost (net zoals het afkluiven van voornoemde kluif) kluif - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kluiven ♢ Ik klui...

2024-04-25
Culinair van a tot z

Peter Joh. M. Zuidweg (2016)

kluif

Al of niet gezouten varkensschenkel met been en wordt hoofdzakelijk gebruikt bij de bereiding van ‘maaltijdsoepen’, zoals erwtensoep (= snert), bruine bonensoep e.d.

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kluif

kluiwe, been met vleis aan; gekluif, kou of knaag soos ‘n dier aan ‘n been.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kluif

s., bonke, klúf-, knoarbonke; ergens eenaan hebben, earne kluijen oan hawwe.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kluif

v. (kluiven), 1. klauw; hand als datgene waarmee men begerig grijpt of gevat houdt, meest oneig.: iem. in zijn kluiven krijgen, hem te pakken krijgen; 2.(stuk) been met vlees er aan, dat men afkluiven kan : erwtensoep met kluif; vgl. Kluifje ; 3. (oneig.) iets waar men veel moeite aan besteden moet, waar veel werk aan vast zi...

2024-04-25
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

Kluif

een hartig stuk van de slager. Schertsend, voor een stuk koek. Moeke, geef me een bak zweet met een kluif.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kluif

I. m. (het kluiven): fig. er is een hele kluif aan, veel arbeid; II. v. kluiven (1 klauw; 2 beentje, waaraan enig vlees zit): 1. fig. als je in zijn kluiven valt! macht, handen; 2. dat is een lekkere kluif (of: een lekker kluifje)!