Wat is de betekenis van kloten?

Het begrip kloten heeft 2 verschillende betekenissen: 1) knoeien; prutsen; rotzooien. als een kloot te werk gaan; knoeien; prutsen; rotzooien. 2) iemand pesten. iemand pesten.

1) (plat) teelballen. Kijk onder kloot (1)*. 2) (1972) (znw.) (inf.) lef; moed. Ook: kloten aan zijn lijf hebben. Syn.: ballen* hebben. • Eens gebruikt ze zelfs het aforisme: ook een meisje heeft kloten aan d’r lijf, maar het zijn niet altijd dezelfde. (Louis Paul Boon: Mieke Maaike’s obscene jeugd. 1972) • Als...

kloten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kloot

Ronde knop op vlaggestok; tonvormige rolletjes op touwlijn.

Kloten - kloten bikken: vulgaire term om het baden en douchen mee aan te duiden. Met de kloten voor het blok staan: ergens onmachtig voor staan. Een nettere versie is: voor het blok staan. Volgens Endt (BW) wordt bij het laatste gedacht aan de kink in een kabel, waardoor die blijft steken voor het blok ( katrol).

Straattaal voor ‘zaadballen’. ‘Zaadballen’, ‘ballen’ of ‘balletjes’ is het woord dat veel dokters gebruiken wanneer ze tegen (jonge) patiënten praten. In gesprekken met andere dokters hebben ze het over ‘de testikels’ of ‘de testes’ (‘één testis’). Zie (ook) verder zaadballen

(klootte, gekloot) belazeren, bedriegen, foppen

In het hedendaags Nederlands betekent het werkwoord kloten ‘leuteren, vervelend zijn’ of ‘bedriegen, foppen’. Die betekenis treffen wij niet aan in de West-Brabantse verwensing ze moesten je kloten! Ik ga voor de letterlijke betekenis van dat kloten uit van ‘iemand van zijn kloten, ballen beroven&r...

ww (plat) zaniken, zeuren; prutsen.