kloris
1) (19e eeuw) (inf.) vrijer. Ontleend aan het 18e eeuwse kluchtspel ‘De bruiloft van Kloris en Roosje’, waarin een manspersoon Kloris wordt opgevoerd. • Ik geloof, dat ik best iets moorddadigs zou kunnen doen, wanneer ik mijn gewezen Kloris met een ander zou zien fietsen, zooals jij het meegemaakt hebt. (Cissy van Marxveldt: De H.B...