klinisch
klinisch - Bijvoeglijk naamwoord 1. (medisch) direct voor de arts (hulpverlener) zichtbaar 2. betreffende patiëntenonderzoek 3. betreffende een kliniek 4. afstandelijk Woordherkomst afgeleid van kliniek met het achtervoegsel -isch
Wiktionary (2019)
klinisch - Bijvoeglijk naamwoord 1. (medisch) direct voor de arts (hulpverlener) zichtbaar 2. betreffende patiëntenonderzoek 3. betreffende een kliniek 4. afstandelijk Woordherkomst afgeleid van kliniek met het achtervoegsel -isch
Muiswerk Educatief (2017)
klinisch - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: kli-nies 1. wat met een kliniek te maken heeft ♢ de klinische praktijk is dat deze ziekte genezen kan worden 1. klinisch dood zijn [geen hartslag en adem...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., op de of een kliniek betrekking hebbend, daar plaats vindend, daarvoor bestemd enz.: klinisch onderricht; het klinisch laboratorium.
Jacon Kramers Jz (1948)
geneeskundig, vooral in verband met bedlegerige zieken; ~e les, v. geneeskundige les bij het ziekbed; ~e school, v. school, waar men de ziekten aan het ziekbed zelf leert kennen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: