kliniek
kliniek - Zelfstandignaamwoord 1. een inrichting waar patiënten worden verpleegd ♢ De kliniek was overvol na het grote verkeersongeluk.
Wiktionary (2019)
kliniek - Zelfstandignaamwoord 1. een inrichting waar patiënten worden verpleegd ♢ De kliniek was overvol na het grote verkeersongeluk.
Muiswerk Educatief (2017)
kliniek - zelfstandig naamwoord uitspraak: kli-niek 1. gebouw waar zieken worden onderzocht, behandeld en verpleegd ♢ dit is een kliniek voor huidziekten Zelfstandig naamwoord: kli-niek de kliniek ...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr. clinique, van Gr. klinikè (technè) = lett.: kunst het bed betreffend, van klinè = bed, van klinein = zich neerleggen] inrichting tot onderzoek en behandeling van zieken, vaak tevens gepaard met onderricht aan medische studenten; dit onderricht zelf; zie ook polikliniek.
drs. L.A. Beeloo (1981)
een ziekenhuis voor bepaalde ziekten, b.v. kinderkliniek. Vaak is een kliniek aangesloten bij een universiteit. Naast de behandeling van zieken dient zij ook voor de opleiding van studenten en jonge artsen.
Ernst Meyer Camberg (1981).
ziekenhuis dat onder wetenschappen lijke leiding staat en waar men werkt aan onderzoek en opleiding. De natuurgeneeskunde en de biologische geneeskunde hebben bij tijd en wijle gebrek aan k. Voor werk op deze gebieden is men, door onvoldoende overheidssubsidie, meestal aangewezen op particuliere sanatoria. Het oprichten van biologische k. is een na...
J. van Donselaar (1936)
(de, -en), (ook:) praktijkafdeling van een arts of tandarts, al of niet verbonden met zijn woonhuis, Gewoonlijk was het venster dicht en lag ze op de vloer met het tijdschrift, meegenomen uit de kliniek van de dokter (Vianen 1979: 44). -Etym.: AN k, — inrichting voor (meestal specialistische) verpleging. - Syn. poli (2), polikliniek.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: