Wat is de betekenis van kliniek?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kliniek

kliniek - Zelfstandignaamwoord 1. een inrichting waar patiënten worden verpleegd De kliniek was overvol na het grote verkeersongeluk.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kliniek

kliniek - zelfstandig naamwoord uitspraak: kli-niek 1. gebouw waar zieken worden onderzocht, behandeld en verpleegd ♢ dit is een kliniek voor huidziekten Zelfstandig naamwoord: kli-niek de kliniek ...

2024-04-25
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

kliniek

(uitspraak: kli-NIEK) Zie (ook) ziekenhuis

2024-04-25
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Kliniek

Zie ‘Ziekenhuis’.

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Kliniek

[Fr. clinique, van Gr. klinikè (technè) = lett.: kunst het bed betreffend, van klinè = bed, van klinein = zich neerleggen] inrichting tot onderzoek en behandeling van zieken, vaak tevens gepaard met onderricht aan medische studenten; dit onderricht zelf; zie ook polikliniek.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Kliniek

ziekenhuis; praktisch geneeskundig onderricht

2024-04-25
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Kliniek

een ziekenhuis voor bepaalde ziekten, b.v. kinderkliniek. Vaak is een kliniek aangesloten bij een universiteit. Naast de behandeling van zieken dient zij ook voor de opleiding van studenten en jonge artsen.

2024-04-25
Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Kliniek

ziekenhuis dat onder wetenschappen lijke leiding staat en waar men werkt aan onderzoek en opleiding. De natuurgeneeskunde en de biologische geneeskunde hebben bij tijd en wijle gebrek aan k. Voor werk op deze gebieden is men, door onvoldoende overheidssubsidie, meestal aangewezen op particuliere sanatoria. Het oprichten van biologische k. is een na...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

kliniek

(de, -en), (ook:) praktijkafdeling van een arts of tandarts, al of niet verbonden met zijn woonhuis, Gewoonlijk was het venster dicht en lag ze op de vloer met het tijdschrift, meegenomen uit de kliniek van de dokter (Vianen 1979: 44). -Etym.: AN k, — inrichting voor (meestal specialistische) verpleging. - Syn. poli (2), polikliniek.