Wat is de betekenis van klimmer?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

klimmer

Het begrip klimmer heeft 7 verschillende betekenissen: 1) iemand die klimt. 2) iemand die hogerop komt. iemand die vooruitkomt, die hogerop komt, die succes heeft. 3) bedrijf met stijgende aandelen. bedrijf dat stijgende aandelen heeft op de beurs; bedrijf dat in waarde toeneemt. 4) bergbeklimmer. iemand die bergen be...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

klimmer

klimmer - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die de bergsport beoefend Voor een klimmer is het beklimmen van de Mount Everest letterlijk het hoogst haalbare. De serie Everest Rescue volgt helikopterpiloten die reddingsacties uitvoeren op Mount Everest. Ze moeten vaa...

2024-04-25
Jargon & Slang van Muzikanten

Marc De Coster (2017)

Klimmer

Klimmer - plaat die gestegen is in de hitparade.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

klimmer

klimmer - zelfstandig naamwoord uitspraak: klim-mer 1. iemand die klimt ♢ de klimmer zat in een mum van tijd boven in de boom 1. een sociale klimmer [iemand die stijgt op de maatschappelijke ladder...

2024-04-25
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

klimmer

klimmer: of grimpeur. Martin Ros en Wout Koster beschrijven in hun boek De klimmers (2007) de exploten van de grootste klimmers uit de wielergeschiedenis (Bartali, Bahamontes, Gaul, Julio Jimenez, Fuente, Van Impe, Herrera, Pantani en anderen). Een nog vollediger beeld kan men vinden in Les grands grimpeurs (2005) van Boris Paul, die ook hulde bren...

2024-04-25
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

klimmer

(de; s) - wielrenner die goed bergop kan fietsen

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Klimmer

m. (-s), 1. iem. die klimt; ook fig.: hoge klimmers; mastklimmer; 2. (plantk.) volksnaam voor verschillende klimplanten, o.a. klimbonen, klimop, O.-I. kers enz.; 3. (dierk.) geslacht van vogels (Tichodroma) met ineengedrongen lichaam, korte hals, grote kop, lange dunne spitse snavel, krachtige voeten gewapend met grote gekromde spit...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

klimmer

1. m. -s (mens of dier, die of dat klimt of kan klimmen): een matroos moet een klimmer zijn; de aap is een goed klimmer; 2. v. (klimplant; inz. klimop): festoen van klimmer.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

klimmer

('klimmər) (-s; -tje) levend wezen dat klimt nl. 1. m. dier of mens die goed kan klimmen: de aap, de schoorsteenveger zijn -s. 2. v. klimplant inz. klimop : festoenen van -.