Wat is de betekenis van kleven?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kleven

(1936) (luchtv.) zie citaat. • Kleven aan elkaar doen de vliegtuigen van een escadrille, als ze door alle manoeuvres heen goed dicht op elkaar blijven zitten. (Tusschen Grasmat en Stratosfeer. Geïllustreerde luchtvaartencyclopedie voor iedereen. 1936)

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleven

kleven - Werkwoord 1. (ov) met een lijm bevestigen Ik heb dat etiket opnieuw op de fles gekleefd omdat het losgekomen was. Synoniemen plakken, lijmen.

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kleven

kleven - regelmatig werkwoord uitspraak: kle-ven 1. ergens aan vast blijven zitten ♢ dit plakband kleeft goed Regelmatig werkwoord: kle-ven ik kleef jij/u kleeft ...

2024-04-19
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

kleven

plakken Vanaf vandaag zijn de jaarstickers voor de GFT-bak te koop bij de bevolkingsdienst in het gemeentehuis. Inwoners schaffen zich deze sticker eenmaal aan en kleven hem op de groene GFT-bak. (dagblad) Een schadevergoeding behoort tot de mogelijkheden. Een bedrag wil de minister daar nog niet op kleven. (De Standaar...

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

kleven

In enkele toep. waar in de standaardt. plakken gebruikt wordt: een zegel e.d. kleven; (van kinderen) knippen en kleven. Hij vindt het fijn om in groep te spelen; de kleuter wil schilderen, knippen en kleven, Vrouw en Wereld, dec. 1974, p. 45. Bovendien brengt dit blad een hoop geïllustreerde informatie rond...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kleven

v., kleve, kleevje, klib(ber)je, slimje, slimme; (als pek), pikje; (van sneeuw), kladzje; blijven —, hâlde.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleven

(kleefde, heeft gekleefd), I. onoverg., 1. door zijn gesteldheid of aard zich innig hechten (aan), plakken, vastblijven, blijven hangen: het pek kleeft overal aan; de modder kleeft aan zijn broek; de tong kleeft aan het gehemelte; er kleeft bloed aan, vaak in oneig. zin: er is bloed om vergoten; blijven kleven, vast blijven zitten; (...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kleven

kleefde, h. gekleefd (1 blijven plakken of vastzitten; 2 doen kleven): 1. pek kleeft aan de vingers; de tong kleeft mij aan het verhemelte, ik versmacht v. dorst; een smet kleeft op iem. of iets; 2. postzegels op een brief kleven.