Wat is de betekenis van kleurloos?

2025-03-15
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-03-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleurloos

bn., 1. zonder kleur: zuiver water is kleurloos; 2. geen noembare kleur hebbend, vaal of witachtig: in de onderaardse wateren van Dalmatië vindt men dieren, die bijna kleurloos en blind zijn; 3. (fig.) zonder karakter, levenloos, duf, saai: een kleurloze stijl; geen partij aanhangend, neutraal: een kleurloos dagblad....

2025-03-15
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

kleurloos

Het begrip kleurloos heeft 2 verschillende betekenissen: 1) zonder kleur. zonder kleur; geen kleur hebbend. 2) saai. zonder opvallende of kenmerkende eigenschappen; geen opvallende of kenmerkende eigenschappen hebbend; saai.

2025-03-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleurloos

kleurloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder kleur 2. saai. Woordherkomst Afgeleid van kleur met het achtervoegsel -loos Synoniemen [1] achromatisch [2] saai Antoniemen [1] kleurrijk

2025-03-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kleurloos

kleurloos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: kleur-loos 1. gewoon, niet bijzonder ♢ die nieuwe vriendin is nogal een kleurloos type 1. een kleurloos leven leiden [waarin nooit iets bijzonders gebeu...

2025-03-15
Financieel Woordenboek

Frits Conijn & R.M. van Poll (2003)

kleurloos

kleurloos - Term om stemming op de effectenmarkten aan te geven: er is weinig of geen omzet en de koersen bewegen nauwelijks.

2025-03-15
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

kleurloos

kleurloos - Zonder kleur of zichtbare kleurkenmerken. Wordt vaak gebruikt bij beschrijvingen van glas of edelstenen.

2025-03-15
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kleurloos

sonder kleur; sonder karakter, leweloos.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-03-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kleurloos

adj., bleek.