klets
1) (19e eeuw) (inf.) (verkorting van kletspraat) onzin, nonsens. • Nee, da's klets! Geen zoete broodjes bakken, Anna! (Frans Netscher: Studie's naar het naakt model.1886) • ‘Och wat 'n klets, geef mijn der maar een die we allemaal luste, dan kikker je direct op.’ (Henri van Booven: Tropenwee. 1913. derde druk) • Dat pra...