Wat is de betekenis van kleppen?

2024-04-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kleppen

1) (19e eeuw) (inf.) kletsen, babbelen, snateren. Met bijgedachte aan het geklep van een ooievaar. Klep is ook een informeel woord voor mond. • En waar zou zij nu vandaan komen, van haar vriendinnen, dat maakt zij moeder niet wijs. Hebben die soms ook toesjoers en altoos de tijd om bij de straat te kleppen, op uren, dat ze thuus moeten wezen?...

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleppen

kleppen - Werkwoord 1. een klappend geluid voortbrengen Hij hoorde zijn brievenbus kleppen. 2. het geluid van een klepel tegen een klok voortbrengen De klokken klepten luid voor mij en Jimmy Boy. 3. (figuurlijk) voortdurend blijven praten over...

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kleppen

kleppen - regelmatig werkwoord uitspraak: klep-pen 1. woorden uitspreken, iets zeggen ♢ Jacintha en Jessie zaten op de achterste bank voortdurend te kleppen Regelmatig werkwoord: klep-pen ik klep ...

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kleppen

v., klippe.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleppen

(klepte, heeft geklept), 1. een of meermalen of voortdurend het geluid „klep” doen horen : het deksel klept op de kan ; kleppende hoeven; een los hoefijzer klept; er staat een deur te kleppen; 2. door met iets te slaan het genoemde geluid doen horen : de ooievaar klept met zijn snavel; — met een Mep of...

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kleppen

klepte, h. geklept (1 een kleppend geluid maken door de klepel op dezelfde kant of rand van de klok te doen slaan, b.v. bij brand; 2 van klokken: een kleppend geluid laten horen; ook wel van ooievaars): 1. men klept; 2. hoor die klokken eens kleppen!

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kleppen

('kleppən) (klepte, heeft geklept) [klnb.] 1. met de klep of de klopper slaan. 2. met de klepel tegen de rand der klok slaan : er wordt geklept, er is brand. → alarmklok. 3. luiden : hoor de klokken eens -. 4. een slaand geluid voortbrengen : het -d scharnierdeksel van een bierkan; de ooievaar klept. 5. babbelen, snateren : hij is wee...

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kleppen

(klepte, heeft geklept), 1. het geluid ‘klep’ laten horen: het deksel klept op de kan; kleppende hoeven; er staat een deur te —; 2. door met iets te slaan het genoemde geluid laten horen: de ooievaar klept met zijn snavel; met een klep of klopper slaan; (fig.) babbelen, snateren: hij is weer aan het —; 3. (van een klok) he...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)