kleppen
1) (19e eeuw) (inf.) kletsen, babbelen, snateren. Met bijgedachte aan het geklep van een ooievaar. Klep is ook een informeel woord voor mond. • En waar zou zij nu vandaan komen, van haar vriendinnen, dat maakt zij moeder niet wijs. Hebben die soms ook toesjoers en altoos de tijd om bij de straat te kleppen, op uren, dat ze thuus moeten wezen?...