kleinzielig
kleinzielig - Bijvoeglijk naamwoord 1. bekrompen in uitingen en opvattingen of daarvan getuigend ♢ Ik vind je maar een kleinzielig ventje... Woordherkomst Samenstellende afleiding van klein en ziel met het achtervoegsel -ig
Wiktionary (2019)
kleinzielig - Bijvoeglijk naamwoord 1. bekrompen in uitingen en opvattingen of daarvan getuigend ♢ Ik vind je maar een kleinzielig ventje... Woordherkomst Samenstellende afleiding van klein en ziel met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
kleinzielig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: klein-zie-lig 1. met weinig ruimte voor mensen die anders denken ♢ zij reageert altijd zo kleinzielig Bijvoeglijk naamwoord: klein-zie-lig ... is kleinzieliger dan ......
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), klein, benepen, bekrompen in opvattingen en uitingen, kleingeestig; getuigend daarvan.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. ([in hoge mate] kleingeestig); een kleinzielig man, een kleinzielige staatkunde; kleinzielig te werk gaan.
Jozef Verschueren (1930)
(klein'zi:ləch) bn. en bw. (-er, -st) 1. zeer kleinhartig ; een man. 2. zeer kleingeestig : een -e politiek.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: