Wat is de betekenis van Kleinhartig?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleinhartig

kleinhartig - Bijvoeglijk naamwoord 1. van een persoon dat hij weinig moed en durf heeft Ook de Duitse krant Der Spiegel benadrukt de bedreigingen. Frankfurter Allgemeine besteedt bijna een halve pagina aan de moord. Ze stelt dat Van Gogh door iedereen bewonderd werd voor zijn immense moed en zijn verachtin...

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kleinhartig

sonder veel moed.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleinhartig

bn. bw. (-er, -st), weinig hart of moed hebbende, laf, angstig : zich kleinhartig gedragen, betonen.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kleinhartig

bn. (angstig, bevreesd).

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kleinhartig

(klein'hartəch) bn. en bw. (-er, -st) klein van hart, weinig moed hebbend : zich betonen, gedragen. Syn. kleinzielig. Tgst. groothartig.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kleinhartig

bn. en bw. (-er, -st), weinig hart of moed hebbend, laf, angstig: zich gedragen, betonen.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kleinhartig

KLEINHARTIG, bn. bw. (-er, -st), weinig hart of moed hebbende, laf, angstig: zich kleinhartig gedragen, betoonen. KLEINHARTIGHEID, v. lafheid, beschroomdheid; gebrek aan moed. KLEINHARTIGLIJK, bw. (w. g.).