Kleinhartig
bn. bw. (-er, -st), weinig hart of moed hebbende, laf, angstig : zich kleinhartig gedragen, betonen.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), weinig hart of moed hebbende, laf, angstig : zich kleinhartig gedragen, betonen.
Wiktionary (2019)
kleinhartig - Bijvoeglijk naamwoord 1. van een persoon dat hij weinig moed en durf heeft ♢ Ook de Duitse krant Der Spiegel benadrukt de bedreigingen. Frankfurter Allgemeine besteedt bijna een halve pagina aan de moord. Ze stelt dat Van Gogh door iedereen bewonderd werd voor zijn immense moed en zijn verachtin...
Jozef Verschueren (1930)
(klein'hartəch) bn. en bw. (-er, -st) klein van hart, weinig moed hebbend : zich betonen, gedragen. Syn. kleinzielig. Tgst. groothartig.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), weinig hart of moed hebbend, laf, angstig: zich gedragen, betonen.
J.H. van Dale (1898)
KLEINHARTIG, bn. bw. (-er, -st), weinig hart of moed hebbende, laf, angstig: zich kleinhartig gedragen, betoonen. KLEINHARTIGHEID, v. lafheid, beschroomdheid; gebrek aan moed. KLEINHARTIGLIJK, bw. (w. g.).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: