kleedje
kleedje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kleed
Word vandaag nog lid van Ensie
Wiktionary (2019)
kleedje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kleed
Getty Research Institute (1990)
kleedje - Bedekkingen, vaak van stof, als decoratie of ter bescherming tegen hitte of krassen op meubilair gelegd.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-s), zie aldaar.
M. J. Koenen's (1937)
o. -s.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-s), 1. klein dek-, vloer-, tafelkleed enz.: Perzische kleedjes; 2. (ouderwets) japon, jurk: zij had een licht katoenen — aan.
J.H. van Dale (1898)
KLEEDJE, o. (-s), klein dek-, vloer- of tafelkleed; klein kleedingstuk, jurkje, japonnetje: wat hebt gij een lief kleedje aan !
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.