Wat is de betekenis van klaar?

2024-03-29
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Klaar

Waarschijnlijk een mannelijke vorm van Clara.

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

klaar

klaar - bijvoeglijk naamwoord 1. er hoeft niets meer aan gedaan te worden ♢ al het werk is klaar 1. al is het nog zo kant en klaar, het hapert toch wel hier en daar (TB) [er mankeert altijd wel iets aan]...

2024-03-29
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

klaar

→ startcommando

2024-03-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

klaar

helder, licht - 's zomers is het al vroeg klaar, het is al vroeg licht Zie duidelijk - klaar in iets ee n, een helder inzicht hebben, iets goed begrijpen - het is klaar dat, het is duidelijk dat - een klare kijk op, duidelijke informatie over, een goed begrip van pompwater

2024-03-29
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Klaar

1. daar ben ik mooi - mee: daar zit ik dan mee opgescheept. Clichégezegde. 2. - naar huis, onder havenarbeiders een slanguitdr. voor ‘vroeger naar huis’ (door het opjagen van het arbeidstempo). Specifiek Rotterdams. Als we voortmaken dan is ’t klaar naar huis jongens, zei de mee naar beneden gekomen dokwerker. (Ben Borgart: De slakken van Canêt d’...

2024-03-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

klaar

1. Helder, licht, niet (meer) donker; met den klaren (thuis komen), bij klaarlichte dag; het wordt klaar, licht; soms bep.: niet nevelig. Zij zijn na de Paasdagen blij dat het uit is met leeglopen. En verwoed gaan zij weer aan de arbeid. De klare uren zijn nu talrijk genoeg, TEIRLINCK 1952, 1, 115. Het is ver tot aan de uitgang waar...

2024-03-29
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Klaar

m Waarschijnlijk een m. vorm van Clara. Aangetroffen in Scheveningen (vader en zoon). Vgl. Ned. L. 1962, 338.

2024-03-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

klaar

bn., bw., (ook:) 1. niet meer voorhanden, op. Mevrouw, er is nog wel thee, maar de suiker is klaar. 2. afgelopen, opgehouden. De muziek was klaar, de bandleden pakten hun instrumenten in. -: klaar zijn met (was, is geweest), afgedaan hebben met. Roebia is woedend op Nohar. Hij moet niet denken dat hij met haar kan doen wat hij wil. Ze neemt het ni...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

klaar

voltooi; helder; deursigtig; duidelik; uitgeput; dood.