Wat is de betekenis van kippig?

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kippig

(18e eeuw) (inf.) bijziend. • 'Ben je kippig? Verziend?' vraagt hij. (Johan Fabricius: Mario Ferraro's ijdele liefde. 1929) • .... maar hij zag Erik niet met die dikke brilleglazen van hem, want hij is zo kippig als een... een... nou ja, hij is hartstikke kippig. (Evert Hartman: Morgen ben ik beter. 1987) • Hoe komt het dat zoveel...

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kippig

kippig - Bijvoeglijk naamwoord 1. iemand die kippig is, is bijziend Een kippig persoon kan kleine dingen op een kleine afstand heel goed en scherp zien en dat is voor een muggenzifter heel handig. „maar dit is alleen voor de volwassen kijkers” – die een poesje b...

2024-03-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kippig

adj., stjeksjoch, steksjogg(er)ich.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)