kindsheid
kindsheid - Zelfstandignaamwoord 1. het verlies van mentale vermogens aan het eind van het leven waardoor ouderen even afhankelijk als kinderen worden Woordherkomst Afgeleid van kinds met het achtervoegsel -heid.
Wiktionary (2019)
kindsheid - Zelfstandignaamwoord 1. het verlies van mentale vermogens aan het eind van het leven waardoor ouderen even afhankelijk als kinderen worden Woordherkomst Afgeleid van kinds met het achtervoegsel -heid.
Van Dale Uitgevers (1950)
v., tijd der kinderjaren, vroege leeftijd, eerste jeugd; — (fig.) de luchtvaart was toen nog in haar kindsheid, in het eerste stadium, het gebrekkige begin van haar ontwikkeling.
M. J. Koenen's (1937)
v. I. (1 eerste jeugd, kinderjaren; 2 tijdperk der jeugdige, nog gebrekkige ontwikkeling): 1. de geschiedenis van Jezus’ kindsheid; 2. de kunst was toen nog in haar kindsheid; R.-K. De Broederschap, Het Genootschap der H. Kindsheid, waarvan inz. kinderen (ook volwassenen) lid zijn tot verzorging en kerstening van verwaarloosde heidense kinde...
Jozef Verschueren (1930)
('kintsheit) v. 1. Eig. kinderlijke leeftijd, kinderjaren. → Genootschap der H. Kindsheid. 2. Metf. eerste ontwikkelingsperiode : de der volken; de wetenschap was toen nog in haar -.
J.H. van Dale (1898)
KINDSHEID, v. tijd der kinderjaren, vroege leeftijd, jeugd, jonkheid; — (fig.) de kunst was toen nog in hare kindsheid, nog niet ontwikkeld, in haar ontstaan.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: