Wat is de betekenis van kijk?

2023-12-11
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kijk

kijk - Zelfstandignaamwoord 1. manier van iets te beschouwen Hij heeft een heel andere kijk op deze zaken. kijk - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kijken ♢ Ik kijk 2. gebiedende wijs van kijken ...

2023-12-11
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kijk

kijk - zelfstandig naamwoord 1. de manier waarop je ergens naar kijkt en erover oordeelt ♢ zijn kijk op de gebeurtenissen is nogal afwijkend 1. ergens een kijkje nemen [gaan kijken] ...


Direct alle 9 resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-11
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Kijk

geen - geen gezicht. Jongerentaai, jaren tachtig. Vgl .geen porum(zi e ponum/ponem/po- rum).

2023-12-11
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kijk

m., g. mv., 1. het kijken ; — wijze van kijken; 2. het waarnemen, inz. met betr. tot de conclusies die men trekt: zijn kijk op het leven; een eigen kijk op iets hebben, een eigen wijze van zien, inzicht, een eigen mening ; — hij heeft daar wel kijk op, kan dat (van te voren) wel beoordelen, schatten ; kijk op de grond h...

2023-12-11
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kijk

m. (1 een afzonderlijke handeling van kijken, een blik: a) eig. met het lichamelijk gezichtsorgaan, b) in fig. gebezigde uitdrukkingen; 2 verstandelijk of redelijk gezicht of inzicht; 3 een keer kijken eig. en fig. inz. in verkl. kijkje om te kennen te geven, dat het kijken maar even plaatsheeft, of om de handeling te karakterizeren als iets huisel...

2023-12-11
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kijk

m. (-je) I. Eig. 1. Algm. het kijken, bezien : iets te zetten. Gez. ergens een -je nemen, vluchtig iets komen zien of er een kort bezoek brengen; met iets te lopen, om het te laten zien; te staan, zitten, om bezien te worden; zijn hebben, veel te bezien hebben. 2. Inz. afzonderlijke handeling van kijken, blik : een -je in het duin; een onderzoeken...

2023-12-11
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kijk

m. (g. mv.), 1. het kijken; wijze van kijken; 2. het waarnemen, m.n. met betrekking tot de conclusies die men trekt: zijn – op het leven; een eigen – op iets hebben, een eigen wijze van zien, inzicht, een eigen mening; hij heeft daar wel – op, kan dat (van tevoren) wel beoordelen, schatten; 3. gelegenheid om te kijken of te bekijk...

2023-12-11
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kijk

KIJK, m. het bezien iets te kijk zetten; -met iets te kijk loopen. om het te laten zien; — zijn kijk hebben, veel hebben om te bezien; — te kijk zitten, staan, zoodat men door iedereen gezien kan worden; — gezicht, zicht: kijk op den grond hebben, zien of hij waterpas ligt; — een eigen kijk op iets hebben, eene eigen wijz...

2023-12-11
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Kijk

Kijk, m. gmv. het bezien; te - zitten, staan. *-JE, (B. -N), o. (-s), een - nemen, eventjes bezien; begluring; (fig.) -s in het leven. *-DAG, m. (-en), dag tot bezigtiging eens verkoopboedels bepaald. *-DUIN, o. gmv. hoogste top van een duin. *-EN, ow. ong. (ik keek, heb gekeken), zien, staren; - naar (iets of iem.); staan te -, verwonderd zijn;...