kijk
kijk - Zelfstandignaamwoord 1. manier van iets te beschouwen ♢ Hij heeft een heel andere kijk op deze zaken. kijk - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kijken ♢ Ik kijk 2. gebiedende wijs van kijken ...
Nederlandstalige WikiWoordenboek
kijk - Zelfstandignaamwoord 1. manier van iets te beschouwen ♢ Hij heeft een heel andere kijk op deze zaken. kijk - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kijken ♢ Ik kijk 2. gebiedende wijs van kijken ...
Nederlands woordenboek voor onderwijs
kijk - zelfstandig naamwoord 1. de manier waarop je ergens naar kijkt en erover oordeelt ♢ zijn kijk op de gebeurtenissen is nogal afwijkend 1. ergens een kijkje nemen [gaan kijken] ...
Marc De Coster ©, 1998
geen - geen gezicht. Jongerentaai, jaren tachtig. Vgl .geen porum(zi e ponum/ponem/po- rum).
Nederlandse encyclopedie
m. (g. mv.), 1. het kijken; wijze van kijken; 2. het waarnemen, m.n. met betrekking tot de conclusies die men trekt: zijn – op het leven; een eigen – op iets hebben, een eigen wijze van zien, inzicht, een eigen mening; hij heeft daar wel – op, kan dat (van tevoren) wel beoordelen, schatten; 3. gelegenheid om te kijken of te bekijk...
Nederlands woordenboek (7e druk - 1950)
m., g. mv., 1. het kijken ; — wijze van kijken; 2. het waarnemen, inz. met betr. tot de conclusies die men trekt: zijn kijk op het leven; een eigen kijk op iets hebben, een eigen wijze van zien, inzicht, een eigen mening ; — hij heeft daar wel kijk op, kan dat (van te voren) wel beoordelen, schatten ; kijk op de grond h...
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
m. (1 een afzonderlijke handeling van kijken, een blik: a) eig. met het lichamelijk gezichtsorgaan, b) in fig. gebezigde uitdrukkingen; 2 verstandelijk of redelijk gezicht of inzicht; 3 een keer kijken eig. en fig. inz. in verkl. kijkje om te kennen te geven, dat het kijken maar even plaatsheeft, of om de handeling te karakterizeren als iets huisel...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
KIJK, m. het bezien iets te kijk zetten; -met iets te kijk loopen. om het te laten zien; — zijn kijk hebben, veel hebben om te bezien; — te kijk zitten, staan, zoodat men door iedereen gezien kan worden; — gezicht, zicht: kijk op den grond hebben, zien of hij waterpas ligt; — een eigen kijk op iets hebben, eene eigen wijz...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.