Kieperen
(kieperde, is en heeft gekieperd), (gemeenz.) 1. tuimelen, vallen: hij kieperde uit de boot, uit de boom, van de stoel; 2. werpen, smijten: hij kieperde alles in de sloot.
Van Dale Uitgevers (1950)
(kieperde, is en heeft gekieperd), (gemeenz.) 1. tuimelen, vallen: hij kieperde uit de boot, uit de boom, van de stoel; 2. werpen, smijten: hij kieperde alles in de sloot.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (inf.) vallen; gooien. • Kieperen, zw. ww. - 1) Intr. Vallen, tuimelen. // Hij kieperde uit 'et schuitje. Hij is van de wagen 'ekieperd. 2) Trans. Werpen, smijten. // Een bal over de straat kieperen. Hij kieperde 'et mandje onderste boven. Kieper 'et maar in de sloot. Ik heb de boel maar na beneden 'ekieperd. - Evenzo verderop in N....
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
kieperen - Werkwoord 1. (ov) iets wegwerpen, gewoonlijk door een vat om te keren ♢ Hij kieperde de inhoud van de asbak in de goot. Woordherkomst (freqtt) kiepen met het achtervoegsel -er
Muiswerk Educatief (2017)
kieperen - regelmatig werkwoord uitspraak: kie-pe-ren 1. met een zwaai uit je hand loslaten zodat het ergens anders terechtkomt ♢ hij kieperde het tuinafval op de composthoop Regelmatig werkwoord: kie-pe-ren ik kiepe...
J.H. van Dale (1898)
KIEPEREN, (kieperde, heeft gekieperd), tuimelen, vallen hij kieperde uit de boot, uit den boom, van den stoel; — werpen, smijten hij kieperde alles in de sloot.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: