Wat is de betekenis van kien?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kien

1) (1963) (< Eng. keen) (inf.) scherpzinnig; uitgekookt; pienter. Zie ook nog: kien zijn. • ... de rechtsgeleerde marineman die het 'kiene' idee volgt van prof. Sir Cyril Burt... (Haagse Post, 26/10/1963) • kiene mensen nemen een markiezendoek dat ook 'swinters buiten kan blijven hangen" (advertentie in de Telegraaf 19/05/1970) &bul...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kien

kien - Bijvoeglijk naamwoord 1. slim, pienter Hij is een kiene jongen die wel kan gaan studeren.

2024-04-25
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

kien

(valse) sleutel; loper In 1858 voor het eerst opgetekend, in het levensverhaal dat ‘een ontslagen gevangene’ vertelde aan mr. C.J.N. Nieuwenhuis. Het komt hierin voor in de zin: ‘Ik maakte de kien en Marie zijn kalle stond op smieris’ (‘ik maakte de sleutel en Marie’s “bijzit” stond op de uitkijk’). In 1906 geeft Köster Henke in De Boeventaal...

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Kien

bn & few [v. Eng. keen = lett.: scherp] bijdehand, pienter, slim; ergens kien op zijn, er op gespitst zijn.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Kien

bijdehand

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Kien

(Barg.) sleutel; lottospel

2024-04-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Kien

harsachtig hout, naaldhout.

2024-04-25
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

kien

hij drukt kien, hij zit vast, hij kan zich er niet meer uitredden.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kien

1. bw., uitroep bij het kienspel; 2. bn.: kien zijn, gewonnen hebben, ontleend aan Kien! (Fr. quine, vijf nummers op een rij).