Wat is de betekenis van kibbelen?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kibbelen

kibbelen - Werkwoord 1. (inerg) woordenstrijd hebben De kinderen kibbelden weer eens op de achterbank. Woordherkomst (freqtt) Middelnederlands kiven "strijden" met het achtervoegsel -el, waarbij -v- door expressieve geminatie -b- wordt; kiven is in het Nederlands kijv...

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kibbelen

v., kibje, hakketakje, kiezzebite, harsenskraebje, hispelje, haspelje, kreauwe, hottefylje, tsiere, tsjitte; met elkaar —, yn inoar om tiizje, inoar yn ’e kaem, yn ’e blibbe hingje.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kibbelen

(kibbelde, heeft gekibbeld), 1. geschil maken, onenig zijn, vooral van kinderen en over kleinigheden, tengevolge van wederzijds gebrek aan inschikkelijkheid; 2. (w. g.) pingelen bij het kopen.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kibbelen

I. kibbelde, h. gekibbeld (harrewarren, twisten over kleinigheden): met iem. kibbelen over, om iets. II. zie kibbeling I.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kibbelen

('kibbələn) (kibbelde, heeft gekibbeld) [Intens. kijven] onenig zijn in woorden inz. over kleinigheden. Syn. kijven, krakelen, plukharen, twisten.

2024-04-18
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Kibbelen

frequ. van kibben = de kaken bewegen en fig.: kijven (zie Kever). Vgl.: „Kibbende (kijvende) als knaghende honden.”

2024-04-18
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kibbelen

KIBBELEN, (kibbelde, heeft gekibbeld), oneenig zijn over kleinigheden ten gevolge van wederzijdsch gebrek aan inschikkelijkheid. KIBBELING, v. het kibbelen.