keutel
1) (19e eeuw) (sch.) iemand die niets voorstelt; een nobody*. Vaak voorafgegaan door ‘geconfijte’. ‘Keutel’ wordt ook vaak spottend gebruikt m.b.t. een klein persoon of een kind. Keutels zijn dan kleine kinderen (o.a. in het Deventers dialect). In de categorie fecaliën kennen we ook nog de geparfumeerde drol*. • Wa...