Wat is de betekenis van kersenpit?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kersenpit

(eind 19e eeuw) (inf.) hoofd; brein. De volkstaal kent volgende syn. voor hoofd: ballon*; bazuin*; bledder*; bloemkool*; bovenkamer*; dak*; edde*; harses*; kabas*; kalebas*; kanes*; kei*; ketel*; klapbes*; knar*; knerp*; knikker*; kobus*; koffiekan*; koker*; kokosnoot*; krakepit*; luisweide*; neut*; okkernoot*; olienoot*; pan*; parag*; patet*; peer...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kersenpit

kersenpit - Zelfstandignaamwoord 1. de harde pit van een kers Zijn dochtertje zat net als de mijne in de kruipfase constateerde hij terwijl ze alletwee over het gras krioelden.„Die van ons heeft laatst een kersenpit in haar neusje gestopt.” Ik kon daar, behalve dat ze een keer kattenbrokjes had geget...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kersenpit

kersenpit - zelfstandig naamwoord uitspraak: ker-sen-pit 1. pit van een kers ♢ in elke kers zit een kersenpit Zelfstandig naamwoord: ker-sen-pit de kersenpit de kersenpitten ...