Kerkelijk
bn. bw., I. bn., 1. tot de of een Kerk in betrekking staande, in haar dienst: kerkelijke bedienden ; het kerkelijk armbestuur; kerkdijk hoogleraar, professor vanwege de Nederd. Herv. Kerk; — (zelfst.) de kerkdijken, de clericalen; 2. van, behorende bij de Kerk, in verschill. opvattingen; bij haar in gebruik : kerkeli...