Wat is de betekenis van kenlijk, kennelijk?

2024-12-02
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kenlijk, kennelijk

1 bn. (1 onderscheidbaar, herkenbaar; 2 [goed] waarneembaar; [duidelijk] zichtbaar; 3 in formules: bekend; 4 blijk gevend van de personen en zaken om zich heen te kennen, te onderscheiden, te herkennen): 1 kenlijk, kennelijk aan hun kleed; kenlijke, kennelijke christenen; 2 een kenlijk, kennelijk onderscheid, teken; in kenlijke, kennelijke staat va...