Wat is de betekenis van Kenbaar?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kenbaar

kenbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. het aan andere mensen laten weten, duidelijk Knielen is misschien wel het kenbaarste bewijs van eerbied. Woordherkomst Naamwoord van handeling van kennen met het achtervoegsel -baar

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kenbaar

kenbaar - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ken-baar 1. wie of wat je kent ♢ ik heb mijn bezwaren kenbaar gemaakt 2. wat gekend, onderscheiden kan worden ♢ dit verschijnsel is kenbaar aan de temp...

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kenbaar

herkenbaar; bekend.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kenbaar

adj., kenber; zijn gevoelens of verlangensmaken, jin oppenearje.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kenbaar

bn. (-der, -st), 1. gekend, onderkend, onderscheiden kunnende worden: hij is uit honderden kenbaar; een doos, kenbaar aan het nummer 77; 2. waarvan men kennis kan verkrijgen: kenbare waarheden; 3. bekend: kenbaar worden; icm. iets kenbaar maken, doen kennen: ik heb hem mijn bezwaren kenbaar gemaakt, medegedeeld.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kenbaar

bn.; kenbaarder, kenbaarst (te kennen; opgemerkt, waargenomen kunnende worden met het onderscheidingsvermogen): kenbaar zijn; hij is kenbaar aan zijn taal; een kenbaar teken, waaraan men iets kan (her)kennen; uit een aantal kenbaar, door iets karakteristieks; kenbaar worden, zich openbaren; iets (aan) iem. kenbaar maken, doen weten; zich kenbaar ma...

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kenbaar

('kenba:r) bn. (-der, -st) 1. onderkend, door iets biezonders opgemerkt kunnende worden : aan zijn vreemde kleding, aan zijn taal; hij is uit honderden -; een teken. 2. bekend : worden; iets maken, Syn.→ dag (aan de leggen); zich aan iemand maken; iets (aan) iemand maken, doen kennen, mededelen.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kenbaar

bn. (-der, -st), 1. gekend, onderkend, wat onderscheiden kan worden: hij is uit honderden —; een doos, — aan het nummer 77; 2. waarvan men kennis kan verkrijgen: kenbare waarheden; 3. bekend: — worden; iemand iets — maken, doen kennen; ik heb hem mijn bezwaren — gemaakt, meegedeeld.