kelder
(1861) (sch.) (meestal verkleinvorm) vrouwelijk geslachtsdeel. Zie ook: de kelder* witten. • Denk aan mijn keldertje, gij waart zoo vaak er in!" „Hoe, wat!” riep nu de man, met hoogst verblijden zin, „Och, hadt gij paard en kar daar ook doen binnen rijden!" (Venus-lusthof: nalezing op de portefeuille van onuitgegeven dichtst...