kei
1) (1982) (jeugd) als voorvoegsel gebruikt ter versterking: 'keigaaf feest'. In Amsterdam en Utrecht vaak ironisch gebruikt door pseudo-intellectuelen: 'Hoe was je lunch in de kantine? Keilekker zeker?' Kijk ook onder: keibere* en keineig*. • Oom Cor trok van zijn kant drie snipperdagen uit om het welkom van Armemarie tot in zijn tenen te kunn...