Keeren
De uitdrukking „met bezemen keeren”, Matth. 12 : 44, Luc. 11 : 25, 15 : 8, is oud-Nederlandsch, en beteekent: uitbezemen, schoonmaken.
F.W. Grosheide (1926)
De uitdrukking „met bezemen keeren”, Matth. 12 : 44, Luc. 11 : 25, 15 : 8, is oud-Nederlandsch, en beteekent: uitbezemen, schoonmaken.
J.H. van Dale (1898)
KEEREN, (keerde heeft en is gekeerd), wenden, draaien, iem. of iets in een tegenovergestelden stand brengen, van richting doen veranderen eene kaart keeren. omkeeren; — kaas keeren, omleggen; — een wagen, een schip keeren, wenden; hoe gij het wendt of keert, het blijft een vreemd zaakje, hoe gij het ook bekijkt of voorstelt; — (...
I.M. Calisch (1864)
Keeren, bw. ow. onr. (ik keerde, heb of ben gekeerd), vegen (veroud.); (spr.) elk keere (vege) voor zijne eigene deur; wentelen, draaijen, onderst boven leggen; kaas -, (omleggen); eenen rok -, eenen jas -; (vroedk.) een kind -; wenden; (fig.) de Voorzienigheid zal alles ten beste -; beletten, tegengaan; ik zal dit -; de hemel keere het! veranderen...
Cornelis Kiliaan (1573)
1. Vertere, conuertere. 2. Reuerti. 3. vetusfland. j. ouer-gheuen. Vomere. 4. Propulsare, arcere, depellere, prohibere.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: