Wat is de betekenis van Keeren?

2024-04-25
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Keeren

De uitdrukking „met bezemen keeren”, Matth. 12 : 44, Luc. 11 : 25, 15 : 8, is oud-Nederlandsch, en beteekent: uitbezemen, schoonmaken.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Keeren

KEEREN, (keerde heeft en is gekeerd), wenden, draaien, iem. of iets in een tegenovergestelden stand brengen, van richting doen veranderen eene kaart keeren. omkeeren; — kaas keeren, omleggen; — een wagen, een schip keeren, wenden; hoe gij het wendt of keert, het blijft een vreemd zaakje, hoe gij het ook bekijkt of voorstelt; — (...

2024-04-25
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Keeren

zie Draaien.

2024-04-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Keeren

Keeren, bw. ow. onr. (ik keerde, heb of ben gekeerd), vegen (veroud.); (spr.) elk keere (vege) voor zijne eigene deur; wentelen, draaijen, onderst boven leggen; kaas -, (omleggen); eenen rok -, eenen jas -; (vroedk.) een kind -; wenden; (fig.) de Voorzienigheid zal alles ten beste -; beletten, tegengaan; ik zal dit -; de hemel keere het! veranderen...

2024-04-25
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

keeren

1. Vertere, conuertere. 2. Reuerti. 3. vetusfland. j. ouer-gheuen. Vomere. 4. Propulsare, arcere, depellere, prohibere.