Wat is de betekenis van keer?

2025-07-11
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-11
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-11
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Keer

m. (keren), 1. (veroud.) toer, tochtje: wij deden een mooie keer door de bosrijke streek (Beets); 2, wending, omwending, thans bijna uitsl. oneig. in toepassing op omstandigheden: des krijgskansvlugge keer (Potg.); de zaken namen een andere keer; de ziekte heeft een goede keer genomen, er is uitzicht op be...

2025-07-11
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

keer

keer - Zelfstandignaamwoord 1. telkens terugkerend tijdstip waarop iets gebeurt Die fout maak je elke keer. keer - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keren ♢ Ik keer 2. gebiedende wijs van keren ...

2025-07-11
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

keer

keer - zelfstandig naamwoord 1. elk moment waarop het gebeurt ♢ hoeveel keer heb je hem gebeld? 1. keer op keer [telkens weer] 2. mag ik een snoepje? voor deze keer ...

2025-07-11
Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Keer

Een perceel land dat deel uitmaakt van een groter geheel en dat vroeger wellicht onder een verdelingskeur viel, m.n. in de voormalige Middelzee. Beer, waan of kerf lijken synonieme begrippen te zijn geweest.Zie: Postma, O., De Friesche Kleihoeve (1934) 126-128.

2025-07-11
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

kéér

(zn) kar TM.

2025-07-11
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

keer

derde keer, goede keer (driemaal is scheepsrecht)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-11
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

keer

- negen keren op (de) tien, in negen van de tien gevallen.