Wat is de betekenis van kauwen?

2024-04-19
Orthodontisch woordenboek

Dr. H.J. Remmelink (2022)

Kauwen

Proces in de mond waarbij voeding met behulp van kauwspieren door middel van de kiezen wordt fijngemalen. Bij dit proces worden speeksel met enzymen aan het voedsel toegevoegd.

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kauwen

kauwen - Werkwoord 1. (m.b.t. voedsel) fijnmaken met de tanden kauwen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kauw Woordherkomst (erfwoord) Van (S) *kewwanan.

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kauwen

kauwen - regelmatig werkwoord uitspraak: kau-wen 1. voedsel met je tanden fijn maken ♢ je moet je eten goed kauwen 1. je kauwt als een bok op stekelen (TB) [je eet met tegenzin] ...

2024-04-19
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

kauwen

Malende beweging die kaken maken om voedsel in je mond klein te krijgen. Kauwen is een belangrijk onderdeel van de spijsvertering. Als je niet zou kauwen en alles zo zou doorslikken, zou poep er niet altijd even goed uitzien. Bij het kauwen wordt het eten niet alleen stuk gemaakt tot kleine brokjes, maar ook met spuug vermengd. In spuug zitten enzy...

2024-04-19
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Kauwen

Kauwen is een bezigheid die doet denken aan het malen van een molen. Het gezegde ‘de spijsvertering begint in de mond’ is hier van toepassing: Men zou veel energie en het nodige geduld moeten opbrengen bij de oplossing van actuele problemen. (Zie ook ‘Eten’).

2024-04-19
Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Kauwen

goed k. waarborgt een volkomen benutten van het voedsel en hoort bij de gezonde voedingswijze. Zie ook: Fletcheren.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kauwen

v., kôgje, koaije, haffel je, hachelje.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kauwen

(kauwde, heeft gekauwd), 1. (overg.) iets dat men in de mond genomen heeft met de tanden en kiezen tot brij vermalen: een gekauwd stukje brood; papier kauwen; het eten goed kauwen; (absol.) hij slikt maar door, zonder te kauwen; (onoverg.) op iets kauwen, er met de kiezen op bijten; op een potlood, op zijn knevel kauwen; met lange tanden k...